Marcel Özer (EPEA) legt de effecten uit van Green Deal, EU-taxonomie, Clean Industrial Deal, Construction Products Regulation,... op de planningspraktijk.
Een bijdrage van DIE WERKBANK IT GMBH.
In gesprek met Marcel Özer, duurzaamheidsexpert bij EPEA/Drees & Sommer, onderzoeken we de praktische effecten van EU-regelgeving op de dagelijkse planning van architectuur- en planningsbureaus
Green Deal, EU-taxonomie, Clean Industrial Deal, Verordening voor bouwproducten, Circulaire economie
Hoe groot de stroom aan voorwaarden en reglementen ook is, het is voor veel bouwers, projectontwikkelaars en investeerders verleidelijk om voorlopig af te wachten met het oog op economische onzekerheden. Maar dit zal een fatale vergissing blijken te zijn: planners moeten al CO₂-balansen opstellen en aantonen dat ze recycleerbaar zijn als ze willen deelnemen aan overheidsopdrachten of gecertificeerde gebouwen. En met elke nieuwe regelgeving worden de eisen strenger.
Vanaf 2026 verplicht de nieuwe bouwproductenverordening (CPR) de eerste bouwproductgroepen om hun milieugegevens openbaar te maken — en Europa moet in 2050 klimaatneutraal zijn. Om dat te bereiken betekent een fundamentele transformatie van de planningspraktijk. Als je nu niets doet, loop je het risico contact te verliezen.
Er ontstaan nieuwe rollen, zoals materiaalecologen of circulaire ingenieurs.
De tijd dat architecten voornamelijk planden op basis van esthetische en functionele criteria is voorbij. „Eerst was er de kwestie van energie-efficiëntie, nu is het de kwestie van de ecologische voetafdruk van het hele gebouw”, legt Marcel Özer uit. De nieuwe complexiteit leidt tot een fundamentele verandering in het planningsproces:
„We zien een ongekende mate van interdisciplinariteit in bouwprojecten. Er ontstaan nieuwe rollen, zoals materiaalecologen en circulaire ingenieurs, omdat één vakgebied niet langer aan deze vereisten kan voldoen. Voor planners betekent dit dat ze niet alleen nieuwe communicatie- en besluitvormingskanalen moeten creëren, maar ook enorme hoeveelheden data moeten kunnen verwerken.”
Een voorbeeld uit Baden-Württemberg laat zien hoe specifiek de vereisten al zijn: daar moeten staatsgebouwen een CO₂-schaduwprijs in de planning opnemen — d.w.z. een geldwaarde die de daaropvolgende CO₂-kosten vertegenwoordigt. Als dit te hoog is, daalt de financiering. „Dit resulteert in eerste instantie in puur economische actie, maar is zeer effectief”, zegt Özer. „Het koppelt financiële beslissingen rechtstreeks aan duurzaamheidsdoelstellingen.”
CO₂-voetafdruk: van freestyle naar verplichting
Levenscyclusanalyse (LCA) is niet langer een niche-onderwerp. „Tegenwoordig raden we klanten niet langer aan om een project uit te voeren zonder een levenscyclusanalyse”, benadrukt Özer. „Gezien de wettelijke verplichtingen zou dit gewoon nalatig zijn.”
De redenen liggen voor de hand: CO2 wordt nu gebruikt als evaluatie-indicator in bijna alle relevante regelgeving:
„CO2 is nu meer dan alleen een duurzaamheidsindicator — het is een echte waarderings- en economische indicator geworden”, legt Özer uit.
De datarevolutie: Wie heeft informatiesoevereiniteit?
Er is een belangrijke uitdaging voor planbureaus: waar komen de benodigde gegevens voor al deze beoordelingen vandaan? Tot nu toe was de gegevenssituatie inconsistent, maar dat is momenteel fundamenteel aan het veranderen.
„Vanaf 2026 verplicht de nieuwe bouwproductenverordening bijzonder relevante bouwproducten om hun milieugegevens openbaar te maken”, legt Özer uit. „Het begint met materialen die in grote hoeveelheden worden gebruikt en aanzienlijke milieueffecten hebben, zoals beton, cement en andere producten met een hoge CO₂-voetafdruk.”
Voor het eerst creëert dit een echt marktmechanisme voor duurzame producten: „Wanneer alle fabrikanten hun gegevens openbaar moeten maken, ontstaat er concurrentie. Degene die de beste scores heeft, heeft de voorkeur op de markt — een teken van kwaliteit dat het verschil kan maken tussen succes of mislukking.”
Voor planbureaus betekent dit dat ze systemen nodig hebben die deze stroom aan gegevens kunnen beheren. „Het is een fundamentele verandering: in plaats van te plannen met generieke gemiddelden, kunnen architecten nu echte producten met exacte milieugegevens vergelijken en gebruiken — al vanaf de eerste planningsfase.”
Van levenscyclusanalyse tot recycleerbaarheid
De volgende fase van evolutie staat voor de deur: de beoordeling van de recycleerbaarheid van gebouwen. „Circulaire economie zal in de praktijk succesvol zijn als het onderwerp zowel wordt uitgedaagd als gepromoot”, zegt Özer vol overtuiging. „De wettelijke vereisten komen er wel, maar tegelijkertijd zien we vandaag al dat circulair bouwen economische voordelen biedt.”
Een praktisch voorbeeld: „In een project in Viersen werd een bouwbronnenpas gecreëerd en werd de grondstofwaarde van het gebouw verantwoord. Volgens het Wetboek van Koophandel kunnen producten met een restwaarde tegen deze waarde worden verantwoord. Dit vermindert de jaarlijkse afschrijving zo sterk dat de stad de extra investeringen in het begin vele malen kon terugverdienen.”
De industrie reageert ook: „Schüco neemt actief aluminium gevels terug en Heidelberg Materials heeft al gebouwen gereserveerd voor latere ontmanteling om een potentiële bron van secundaire grondstoffen te creëren. Dit toont aan dat circulair bouwen geen sprookje van de toekomst is, maar nu al een economische realiteit is.”
CO2-Hotspots gevisualiseerd in het BIM-model
„Zonder digitale hulpmiddelen kunnen we niet langer aan deze gegevensvereisten voldoen”, verduidelijkt Özer. Dit is waar oplossingen zoals cockpit.planner van DIE WERKBANK IT, die de EPEA-database koppelt aan materiaal- en productinformatie en deze rechtstreeks integreert in CAD-systemen.
„In een pilotproject in Düsseldorf hebben we CO₂-hotspots voor het eerst rechtstreeks in het BIM-model gevisualiseerd”, meldt Özer. „Waar rode gebieden verschenen, konden we die samen met de structurele planning optimaliseren. Een massieve stalen balk werd dus vervangen door een alternatieve oplossing, die een enorme hefboom vormt voor CO₂-reductie.”
Deze methodologie maakt het mogelijk om duurzaamheidsbeoordelingen vanaf het begin in het planningsproces te integreren: „De klant ziet niet alleen abstracte CO₂-waarden, maar ook specifiek in het model: rood betekent dat er behoefte is aan optimalisatie. Dit zorgt voor transparantie, begrip en mogelijkheden voor actie.”
Ondanks alle uitdagingen biedt de EU-regelgeving enorme kansen voor toekomstgerichte bouwers en planbureaus. „Wie vandaag wacht, blijft morgen achter”, vat Özer samen. „Maar iedereen die nu handelt, kan zichzelf positioneren als experts op het gebied van duurzaam bouwen en plannen en nieuwe marktkansen creëren.”
Zijn aanbeveling: „Expertise opbouwen, investeren in digitale hulpmiddelen en interdisciplinaire samenwerking tot stand brengen. De grootste misvatting over de Green Deal is dat het gewoon een extra bureaucratische inspanning is — in werkelijkheid is het een innovatiemotor voor de hele sector.”
Hij blijft optimistisch over de toekomst: „Circulaire economie zal alleen slagen als de voordelen zichtbaar worden. Het gaat er niet om zonder te doen, maar om slimmer en duurzamer zaken te doen. Sommige pioniers hebben dit al erkend — en zij zullen de winnaars zijn van deze transformatie.”